Tijd om te eten

Hoe lager het inkomen, hoe minder tijd om te eten en hoe meer tijd naar het klaarmaken ervan ging. 

 

Enkele mijnwerkers aan het werk tijdens het lossen van een wagonnetje. Jaren 1900. (Amsab-ISG, fo014594) 

Naarmate het inkomen steeg keerde dit om: hoe meer tijd men kreeg om te eten, hoe minder tijd men besteedde aan het bereiden ervan.

De eerste fabrieken en havens lagen nog in de stadskern waardoor de meeste arbeiders ‘s middags thuis konden eten. Door de toename van het arbeidsritme én de afstand tot de fabriek verschoof de warme maaltijd naar het eind van de dag. Het middagmaal kwam steeds meer onder druk te staan door de beperkte tijd die men ervoor kreeg. Hierdoor veranderde de samenstelling en de bereidingswijze ervan.

Na de volksopstand van 1886 organiseerde de overheid een onderzoek naar de arbeidsomstandigheden. In de jaren daarvoor waren de werktijden sterk opgedreven. Zo werkten arbeiders in de Gentse textielfabrieken bijvoorbeeld 80 uur per week. Een van de belangrijkste klachten was dan ook de verkorting van de schaft- en rusttijden. Een arbeider getuigde:

'Vroeger kregen we een half uur voor de middagpauze, een uur voor het avondeten en een half uur voor een tussendoortje, tegenwoordig krijgt men nog een half uur voor het avondmaal en in sommige bedrijven moet men ’s middags zelfs tijdens het werk eten.'

Dagloners op het platteland waren qua arbeidstijd soms nog slechter af met werkdagen die in de zomer tot 16 uur konden oplopen.



Een werkerswijk met enkele arbeiderswoningen in Gent, rond 1900. (Amsab-ISG, fo002556)

Omdat de paarden die de mijnliften trokken rust nodig hadden, kregen mijnwerkers tweemaal een halfuur pauze: om acht uur 's morgens en twaalf uur 's middags. Vanaf de jaren 1880 zette men beurtelings drie spannen paarden in waardoor de rusttijden wegvielen. Een mijnwerker getuigde voor de Belgische enquête van 1886:

 'Als een van de mannen van de ploeg vijf minuten vindt, eet hij zijn 'briquet' [mijnjargon voor maaltijd].'' 

Mijnwerkers tijdens het middagmaal in de East Pool Mine te Cornwall omstreeks 1893. Foto: John Charles Burrow (Rijksmuseum Amsterdam

 

Bronnen

Peter SCHOLLIERS, Le temps consacré à l'alimentation par les familles ouvrières en Europe aux XIXe et XXe siècles. In: Maurice YAMARD, Claude GRIGNON, Françoise SABBAN (red.), Le temps de manger. Alimentation, emploi du temps et rythmes sociaux, Parijs: Editions de la Maison des sciences de l'homme, 1993, pp. 111-137.

M. BEGUIN in de Commission du travail, 1887, I: 70. In: Maurice AYMARD, Claude GRIGNON, Françoise SABBANLe temps de manger. Alimentation, emploi du temps et rythmes sociaux, Parijs: Editions de la Maison des sciences de l’homme, 1994, p. 115. 

Fabrieksburen. Industrie in de ZennevalleiDilbeek, 2017, p. 46. 

Commission du travail, 1887, II, région C: 15. In: Maurice AYMARD, Claude GRIGNON, Françoise SABBANLe temps de manger. Alimentation, emploi du temps et rythmes sociaux, Parijs: Editions de la Maison des sciences de l’homme, 1994, p. 117.